Training ontwikkeld maar nul deelnemers… wat nu?

Waargebeurd: een onderzoeker ontdekt dat zorgverleners behoefte hebben aan meer kennis over veranderend gedrag bij dementie. Hij gaat aan de slag, realiseert een onlinetraining, maar niemand meldt zich aan. Hoe kan dat? Prof. dr. Robbert Huijsman reflecteert.
Robbert Huijsman, hoogleraar Innovatie & Implementatie in Dementiezorg (Erasmus School of Health Policy & Management) herkent zulke situaties maar al te goed. Het gebeurt niet alleen met trainingen, maar ook brochures, tools en andere producten worden vaak nauwelijks opgepikt. De oorzaak? Te weinig analyse voordat een oplossing wordt bedacht. Gelukkig kun je dat voorkomen.
1. Zoek het echte probleem
Het blijkt verleidelijk om behoeften die je ontdekt in een onderzoek, gelijk te trekken met oplossingen. Maar dan blijft veel uit het zicht. “Problemen waarvoor mensen geen oplossing zien, krijg je niet boven tafel als je naar behoeftes vraagt,” analyseert Huijsman. Beter kun je vragen naar de belangrijkste problemen die mensen ervaren. Stel bijvoorbeeld de vraag aan zorgverleners waar ze tegenaan lopen in de zorg of in de spreekkamer. Zo verken je samen waar het wringt, en waar kansen liggen voor verbetering. Uit deze verkenning volgt een vraag, bijvoorbeeld: is er iets waardoor we beter kunnen omgaan met veranderend gedrag?
2. Begrijp de context
Als je het probleem boven tafel hebt, is het zaak om de context te begrijpen. Denk aan tijd die mensen kunnen investeren, de druk die mensen ervaren, eerdere ervaringen met oplossingen of andere randvoorwaarden. Huijsman: “Sommige afdelingen in zorginstellingen hebben geen computer. Die digitale training valt dan af.” En: wie moet je eigenlijk spreken om de context te leren kennen? In een zelfsturend team beslissen de zorgverleners zelf of ze bijvoorbeeld een nieuwe tool willen gebruiken. In een meer hiërarchische organisatie bepaalt het management hoe er gewerkt wordt.
3. Bedenk meerdere oplossingen
Huijsman benadrukt het belang van creativiteit in deze fase. In plaats van één oplossing te bedenken, loont het om meerdere richtingen te verkennen. Als je denkt: kennisprobleem = online training, dan kijk je heel smal. Misschien helpt een korte video of juist een fysieke reminder op de werkvloer beter. Het kan ook helpen om te bedenken hoe andere stakeholders het probleem zouden oplossen. “Of misschien bestaat er in een ander vakgebied al een oplossing voor een soortgelijk probleem. Hoe maakt een pretpark bijvoorbeeld een goede beleving van lange wachtrijen?”
4. Test je idee in de praktijk
In deze fase is het zaak om te checken welke oplossingsrichting echt werkt. Je gaat hiervoor terug naar de mensen die het probleem ervaren en legt de verschillende opties voor. “Dan komen ze gegarandeerd met praktische vragen, waar je zelf niet aan gedacht hebt,” weet Huijsman uit ervaring. Kun je de digitale training bijvoorbeeld halverwege stoppen en later makkelijk hervatten?
Pas je oplossing aan, test die opnieuw en blijf creatief en flexibel. Is de basis goed, dan is het tijd voor een echte pilot: met een hele afdeling of de hele organisatie. Een toepassing is gelukt, als het een routinematig onderdeel is geworden van het werk. Realiseer je ook dat je iets extra’s vraagt van degenen die ermee aan de slag zijn. Huijsman: “Denk dus ook mee over wat er weg kan. Dat heet dan de-implementatie.”
Meer lezen over de leerstoel van prof. dr. Robbert Huijsman? Zie Alzheimer-nederland.nl.